Nieuwe bewoners in het Bultpark
Lelystad – Kees Bakker
Onlangs is gebleken dat er in het Bultpark in Lelystad een aantal kabouters woont. En niet sinds gisteren maar al een aantal jaren! Wie zijn ze, waar wonen ze en hoe zijn ze in het Bultpark terechtgekomen? Ik ontmoette twee van hen, Fien en Pim, op een geheime plek in het Bultpark.
Het is even wennen voor me om te praten met deze twee mini bewoners van het Bultpark die ongeveer 10 cm groot zijn. Dat praten lukt beter als ze op een lage boomtak gaan zitten, ongeveer op ooghoogte. Ze zijn wat zenuwachtig, lachen om niks en zitten voortdurend te wiebelen. Helaas mag ik geen foto van ze nemen.
Hoe zijn jullie in het Bultpark terechtgekomen?
Fien en Pim kijken elkaar aan. ‘Vertel jij het?’ vraagt Pim.
Fien: ’Wij komen uit een land waar het veel kouder is dan hier. Heel lang is het daar donker in, wat jullie geloof ik, ‘winter’ noemen. We waren daar met heel veel kabouters. Het waren er zoveel dat wij besloten om een nieuwe plek te gaan zoeken om te wonen en te werken. Dat lijkt gemakkelijk maar dat is het niet. Wij kunnen niet met de trein, auto’s zijn te groot en fietsen kunnen we ook al niet. Nou moet je weten dat er in ons oude land veel vogels wonen die, voor het heel koud wordt, naar een ander land vliegen omdat daar meer te eten is (trekvogels, Red.). Die vogels hebben ons meegenomen. Op iedere vogelrug zat een kabouter! Het was heel eng en ook erg koud, zo hoog in de lucht.
Na uren vliegen moesten onze vogelvrienden even rusten en eten voor ze verder konden vliegen. En dat was hier, in dit park. Het was er rustig, er stonden veel bomen en struiken waar we tussen kunnen wonen en waar we van kunnen eten. We spraken af dat we hier zouden blijven tot ze in de ‘bloemetjestijd’ (lente, red.) , weer terug zouden vliegen naar ons oude land. Maar we vinden het hier zo fijn dat we gebleven zijn, nu al een paar jaar. Natuurlijk missen we de andere kabouters wel een beetje! Iedere bloemetjestijd en iedere blaadjestijd (herfst, red.) komen de vogels kijken of het goed met ons gaat. Een heel enkele keer gaat een kabouter mee naar ons oude land om in de bloemetjestijd weer hier terug te komen. ’
Wat voor een vogels waren dat?
Fien: ‘Ze waren bruin met spikkeltjes op hun borst en niet zo klein. Bij hun vleugels zat een grote gekleurde vlek. Ze eten vooral kleine, ronde besjes.’
Waar wonen jullie en wat doen jullie hier?
Pim: ’We wonen tussen de bomen en de struiken, maar waar zeg ik niet. Jullie mensen gaan dan naar ons op zoek en dat willen we niet. Eerst woonden we in een leeg konijnenhol maar dat zakte na een tijdje in elkaar.
Nu wonen we in takkenhuisjes met dakjes van bladeren, tussen de wortels van bomen. En wat wij doen? Niet zo vreselijk veel. We helpen zieke dieren en dieren die bijvoorbeeld een pootje gebroken hebben of die een zeer snaveltje hebben. We leren kleine kikkers en jonge eendjes kwaken. We wijzen muisjes de weg naar huis als ze verdwaald zijn… En verder zoeken we stukjes mos, takjes, veertjes en nog meer spulletjes voor dieren bij elkaar, waarvan ze een nestje kunnen bouwen. En natuurlijk zoeken we ook eten. We leven ‘s winters vooral van zaden en noten. In de zomer plukken we bloemen en bladeren. In de zon worden die droog en zo kunnen we ze lang bewaren zodat we ze ook in de koude tijd (winter, red.) kunnen gebruiken.’
Fien: ‘Er staan hier veel notenbomen. ‘s Nachts zoekt er niemand, want dan slapen jullie, maar dan zijn wij wakker. Kruiwagens vol rijden we naar onze voorraadplekjes. Nou zijn onze kruiwagens maar klein, er passen maar een paar noten in, dus moeten we heel vaak heen en weer rijden! We zijn heel blij met al die lekkere smulplanten in het park waar we regelmatig wat gaan halen zoals appels, peren, pruimen, vlierbesjes en nog veel meer (afbeeldingen). Heel lekker vinden we de thee van muntblaadjes uit de tuin langs het fietspad (Pluktuin, red.) Muntblaadjes groeien niet in ons oude land. In het begin was de smaak wel even wennen.’
Ik heb begrepen dat jullie gaan helpen bij de aanleg van het Kabouterpad?
Fien: ’Dat klopt. Wij houden erg van de planten en dieren hier en we vinden het leuk om daar aan kleine mensen wat over te vertellen. Niet aan grote mensen, die denken toch dat ze alles al weten!’
Nog een laatste vraag. Wij kennen boskabouters en tuinkabouters. Wat voor een kabouters zijn jullie?
Fien en Pim: ‘Wij zijn echte Bultparkkabouters en die vind je nergens anders.’
En zo is het maar net.
Graag wil ik jullie bedanken voor dit gesprek. Gaan jullie weer naar jullie huisjes terug?
Pim: ’Ja, dat gaan we doen. Als je even omdraait en je ogen dichthoudt dan gaan wij weer op weg naar huis zonder dat jij weet waar we naar toegaan’.
Ik heb zin om stiekem even te kijken maar ik doe het niet. Beloofd is beloofd. Even later zijn Fien en Pim verdwenen zonder een spoor achter te laten. Ik knipper met mijn ogen: was het allemaal wel echt of heb ik het gedroomd? Maar onder de tak waar ze net op zaten, staan in een beetje modder nog een paar piepkleine voetafdrukjes.
Wat bijzonder, kabouters in het Bultpark!